Europese projecten

August 1, 2022

In 2015 heeft de Europese Unie een “Emergency Trust Fund for Africa” opgericht ter waarde van 1,8 miljard euro. De lidstaten leggen daar nog eens 81,3 miljoen euro bij. Dit Emergency Trust Fund heeft tot doel de illegale migratie van Afrika naar Europa tegen te gaan.  De landen waar de meeste immigranten vandaan komen krijgen het meeste geld. Er zijn drie regio’s:

  1. Sahel en Tsjaad-meer: Burkina Faso, Kameroen, Gambia, Mali, Mauritanië, Niger, Nigeria, Tsjaad en Sénégal;
  2. Hoorn van Afrika: Djibouti, Eritrea, Ethiopië, Kenia, Oeganda, Somalië, Soedan, Zuid-Soedan en Tanzania;
  3. Noord-Afrika: Algerije, Egypte, Libië, Marokko en Tunesië.

Met dit geld worden projecten voor “good governance” opgetuigd, grensbewaking versterkt en vooral werkgelegenheidsprojecten uitgevoerd. Het idee is om de arme bevolking een vak te leren zodat ze zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien en dan niet meer naar Europa komen. Dit idee is echter totaal achterhaald en door talloze studies gelogenstraft omdat het namelijk niet de allerarmsten zijn die naar Europa komen, maar de jongeren die met hun diploma’s en opleidingen niet aan het werk komen in hun eigen land.

Burkina Faso wordt overspoeld met goedbedoelde projecten die in allerlei varianten geld-genererende activiteiten ondersteunen. Daar waar het projecten betreft die vaktrainingen geven doen wij ook mee, om op die manier fondsen te werven voor de school. Helaas is het leerlingenaantal nog steeds niet voldoende om alle kosten van de school te bekostigen en moet er dus geld bij. Haparako werkt voor deze vaktrainingen vooral samen met een vereniging van brommerreparateurs in Dédougou. China heeft de markt hier overspoeld met goedkope brommers, motoren en driewielers die gretig aftrek vinden bij de boeren die katoen verbouwen. Er is dus een enorme vraag naar gekwalificeerde reparateurs die in de dorpen, dicht bij de mensen, hun ateliers hebben. Als brommerreparateur heb je niet veel nodig om een atelier te openen, een gereedschapskist en een boom voor de schaduw en je kan beginnen.

Zo hebben we vorig jaar 49 brommerreparateurs opgeleid voor een Noors project en afgelopen week kregen we te horen dat ons project om 160 brommerreparateurs op te leiden in de grensregio met Mali goedgekeurd is. Deze grensregio is héél instabiel met regelmatig aanslagen. Deze aanslagen worden in de media steevast aan jihadisten geweten, maar de oorzaak is in de meeste gevallen onenigheid tussen verschillende etnische groepen om land. Met een jaarlijkse bevolkingstoename van 5,8% verdubbeld de bevolking alle 23 jaar en zo langzamerhand is er gewoon niet meer voldoende vruchtbaar land om al die mensen te voeden. Jihadistische groepen maken gebruik van die instabiliteit om terreur te zaaien, te smokkelen en te roven. Het resultaat is dat er duizenden families uit hun dorpen verjaagd zijn en naar de steden en stadjes gevlucht zijn. Ze hebben huis en haard moeten verlaten en leggen een enorme sociale druk op de bevolking van die steden en stadjes.

Interne vluchtelingen

Het project om 160 brommerreparateurs op te leiden wordt medegefinancierd door Oostenrijk en richt zich vooral op deze interne vluchtelingen. Van de 160 leerlingen zijn 80 interne vluchtelingen en 80 reguliere leerlingen die al in reparatieateliers werken. Het wordt nog een hele klus om 80 interne vluchtelingen te vinden die de opleiding willen volgen, want als je in de schoolbanken zit kun je niet meehelpen om geld te verdienen zodat de familie te eten heeft. We moeten ze dus paaien met twee of liever nog drie maaltijden per dag, een blok zeep per week en aan het eind van de opleiding iets dat ze mee kunnen nemen naar huis.

Het rare van al deze opleidingsprojecten is dat ze zich tot opleiden beperken en niet inzien dat je met kennis alleen niet veel aankan in dit land. Je hebt gereedschappen nodig en als je geen spijker om de kont te krabben hebt, kun je die niet aanschaffen. Het zou dus beter zijn om aan het einde van de opleiding iedere leerling een gereedschapskist met het basisgereedschap mee te geven. Dit klinkt heel logisch, wordt edoch niet gedaan, omdat wij in Europa denken dat ze “het gereedschap toch maar verkopen”.

Een tweede vreemde gedachtenkronkel is dat bij alle Europese projecten de leerlingen 15% van het projectbudget zelf moeten ophoesten als eigen bijdrage. Het is absoluut waar dat gratis geen waarde heeft, maar als je je op interne vluchtelingen richt, die huis en haard hebben moeten verlaten en ’s ochtends niet weten of ze ’s avonds wel te eten hebben, is het onrealistisch om een eigen bijdrage te vragen. Omdat het nou eenmaal de Europese spelregels zijn, betalen wij die eigen bijdrage van de leerlingen uit de projectfondsen, hetgeen erop neerkomt dat je maar 85% van je budget daadwerkelijk krijgt om het project uit te voeren.

Hoe dan ook, ik verheug me op de uitvoering van dit grote project. Het geeft mij de mogelijkheid af en toe op stap te gaan en andere delen van Burkina Faso te leren kennen.